1 – Waarvan is muziek gemaakt?

  • Melodie – tonen die achter elkaar klinken
  • Harmonie – tonen die tegelijk klinken
  • Ritme – hoe lang de noten zijn
  • Dynamiek – hoe hard of zacht de tonen klinken
  • Klankkleur – hoe de tonen klinken, of gewoon, met welk instrument ze worden gespeeld

2 – Een toon en een noot

  • Met een toon wordt de hoogte van een klank bedoeld. Je hebt hoge en lage tonen.
  • Een noot is een opgeschreven klank in een notenbalk. Daar staat dan hoe hoog en hoe lang die toon moet klinken. en soms ook hoe hard en met welk instrument.

3 – Elke toon heeft een naam

Elke toon (hoogte) heeft een eigen naam. Om te beginnen leer je twee rijtjes namen uit. Dit zijn:

De tonen van de gitaarsnaren

De tonen van de gitaarsnaren zijn (van dik naar dun, dus van laag naar hoog): . E – A – D – G – B – E

Het muziekalfabet

Alle tonen hebben namen. Die namen zijn letters uit het alfabet. Het gaat ook net zoals het alfabet, maar het is minder lang: A – B – C – D – E – F – G De toonladder van C. Dit is eigenlijk het muziekalfabet, maar dan begint en eindigt het op de C. C – D – E – F – G – A – B – C


4 – De notenbalk

De notenbalk is uitgevonden zodat muziek kan worden opgeschreven. Zoals je taal opschrijft op regels met letters die samen woorden en zinnen vormen. De regels zijn dan de notenbalk en de letters zijn de noten. Maar dan anders…. Een notenbalk met noten ziet er bijvoorbeeld zo uit:

 

Lijnen en ruimtes:

Een notenbalk bestaat uit vijf lijnen en vier ruimtes:

Sleutel:

Aan het begin van een notenbalk staat eerst een sleutel. Die wijst aan waar je een bepaalde toon kunt vinden. Dit is een G sleutel. Die wijst aan waar je de G toon op de notenbalk vindt.

Welke tonen vindt je op een notenbalk?

Als je eenmaal weet waar de G toon is kun je de rest van de tonen ook vinden. Kijk maar:

 

Met de G sleutel weet je op welke lijn de G toon staat. Hiervan kun je alle andere tonen afleiden.